De Fjällräven Classic, zou dat wat voor mij zijn? Dat vroeg ik me af toen ik ergens in 2014 een uitnodiging kreeg voor die vijfdaagse trekking door Zweeds Lapland. Tot dan toe had ik voornamelijk gewandeld en geklommen in de Alpen en het hooggebergte van Noorwegen. Ik zag het wel zitten, ben gek op bergen, en de ongereptheid en uitgestrektheid van Scandinavië spreekt me zeer aan. Ik had een paar jaar daarvoor ‘Nooit meer slapen’ van W.F.Hermans gelezen, maar daar liet ik me niet door van de wijs brengen.
Met een tentje en volle bepakking trekken is echter wel een heel ander verhaal dan met een kleine rugzak van berghut naar berghut wandelen. Het was een indrukwekkende reis maar de fysieke inspanning van deze trektocht was een stuk zwaarder dan ik had verwacht. Misschien heb ik niet genoeg of verkeerd getraind. Voor mij waren er drie belangrijke verschillen tussen de Fjällräven Classic en een willekeurige huttentocht in bijvoorbeeld de Alpen.
Briefing
Als genodigden liepen we in een groep met twee gidsen. De avond voor de start kregen we nog een heleboel waardevolle tips van Fjällräven’s bushcraft expert Johan Skullman (Hiernaast op de foto). Nieuw voor mij was de tip om tijdens iedere pauze je schoenen en ook je sokken uit te trekken om alles inclusief je voeten lucht te geven en zoveel mogelijk te laten drogen om blaarvorming te voorkomen (Johan: “Happy feet make happy trekkers”). De binnenzooltjes van je schoenen eruit, en om het droogproces van je sokken te versnellen slinger je ze nog even in de lucht. Onze hele groep stond dit te doen tijdens de pauzes, dat moet een grappig beeld geweest zijn. Ook raadde Johan ons aan om vaak van sokken te wisselen, hang je gebruikte sokken in de armsgaten onder je oksels aan de binnenkant van je jas te drogen en trek een paar droge sokken aan. Een andere belangrijke tip was dat streven naar licht-/laag gewicht niet het ultieme doel moet zijn. Iets van luxe meenemen wat jou motiveert kan verstandiger zijn dan het vanwege de grammen thuis laten. Dit kan van alles zijn: wat extra lekkers te eten, een flesje sterke drank voor een dagelijkse borrel of bijv. een uitklapbaar ministoeltje. Hierbij citeerde Johan zijn vader: “Light gear makes people soft, heavy gear makes people hard” dus zeg het maar, wil jij een softy zijn? Meer tips van Johan Skullman vind je hier.Zware rugzak
TEN EERSTE is er het gewicht van je uitrusting. In de Alpen draag ik op meerdaagse tochten circa 8 kilo op mijn rug. Tijdens de Fjällräven Classic tors je heel wat meer kilo’s mee. Je komt wel langs een paar berghutten maar het is de bedoeling dat je de trekking zelfvoorzienend volbrengt, dus draag je extra gewicht mee in de vorm van: tent, brander, gasflessen, eten voor meerdere dagen, slaapzak, afval enz.. Er is zelfs een prijs voor degene die onderweg het meeste zwerfafval (ja, zelfs daar in de rimboe) verzamelt. Aan het einde van de tocht was er een mogelijkheid tot wegen. Na het opeten van al je eten was een rugzak van 22 kilo heel normaal.(Wild-) kamperen
TEN TWEEDE, (wild-) kamperen zorgt ervoor dat je het huttenleven als grote luxe gaat beschouwen. Ik snakte naar een smalle slaapplek in een Matratzenlager tussen wildvreemde stinkende ronkende dikke wandelaars. Ook stond er geen bord dampend Bergsteigeressen
voor me klaar. In plaats daarvan moest ik na een lange dag wandelen zelf aan de slag; rugzak uitpakken/organiseren, tent opzetten, kleren drogen, water halen, eten koken, enz. enz.. Stoelen om op te zitten die zijn er niet, soms wel een rotsblok, maar na het eten ga je toch gewoon lekker liggen, da’s nog beter voor je benen en voeten ook. De volgende ochtend is er uiteraard eenzelfde rijtje extra taken. Bij een huttentocht is het zwaarste klusje het dagelijkse schoenenpoetsritueel, daar ben ik nu de hele tocht niet eens aan toegekomen. Het eten is ook minder lekker, nu smaakt eten altijd lekkerder als een ander het voor je heeft gekookt, maar het ‘astronautenvoedsel’ wat eigenlijk heel makkelijk te bereiden is; kokend water erbij, 2 minuten wachten, roeren en klaar, legt het qua smaak uiteraard af tegen Bergsteigeressen. En dan hebben we nog heel erg geboft met het weer! Ik wil niet weten hoe we dit allemaal hadden moeten doen in vijf dagen regen.
Aard van het terrein
TEN DERDE, de aard van het terrein. Ik had het niet aan zien komen, de bergpaden in Oostenrijk, Zwitserland en Noorwegen zijn meestal vrij egale paadjes met kleine steentjes. Door de afgeronde bergtoppen lijkt het landschap hier vriendelijker dan bijvoorbeeld de Westelijke Alpen met zijn gemene zaagtandgraten, maar die schijn is bedrieglijk. Zweeds Lapland is woest en afgelegen . Hier liggen de ‘paden’ er heel wat ruiger bij. Grote delen van de route lijkt het of je door een opgedroogde rivierbedding loopt met kleine en grote afgeronde keien. (Zie ter illustratie onderstaande foto van Jolanda Linschooten, wel genomen op de Kungsleden maar buiten het traject van de Fjällräven Classic.) Over kortere en soms ook heel lange stukken drassig terrein of blokkenterrein liggen houten vlonders. Het zijn in het langs aan elkaar gespijkerde planken, één plank voor je linkervoer en één voor je rechter. Over het algemeen is het goed timmerwerk maar af en toe ligt de boel scheef of is er achterstallig onderhoud. Continu opletten dus, want een misstap met zware rugzak kun je je niet veroorloven. Het zo geconcentreerd met lopen bezig zijn draagt bij aan extra vermoeidheid. Maar niet alleen het landschap geeft je een verkeerde indruk, ook de landkaart is ‘misleidend’. Ik had me thuis netjes voorbereid met de kaart maar dat de route ‘continu’ op en af gaat is daar zo goed als niet uit op te maken. Soms ga je wel 100 keer eerst 10 meter omhoog en dan weer 10 meter omlaag zonder ook maar één hoogtelijn op de kaart over te steken. Op en af, op en af, het houdt niet op, er lijkt geen einde aan te komen.Pijnlijke knieën
Of het nu door deze drie factoren komt of door iets anders, feit was dat mijn knieën, zowel de linker als de rechter het niet leuk vonden. Het begon met licht pijnlijke knieën maar het werd steeds erger, omkeren richting startpunt was aan het einde van dag twee eigenlijk geen optie, liever drie dagen vooruit mét de groep, dan twee teruglopen zónder groep. Van de vijf dagen heb ik er vier met steeds pijnlijker knieën gelopen. Iedere stap deed pijn, vier dagen lang, uur na uur, stap na stap, van ‘s ochtends vroeg tot laat in de middag. Gelukkig had ik een paar trekking poles van Leki ter beschikking. Dat waren mijn beste vrienden, vooral in de afdaling. En natuurlijk moet ik ook niet de hulp van mijn groepsgenoten vergeten. De laatste twee dagen hebben ze wat kilo’s uit mijn rugzak overgenomen (dat vond ik niet zo leuk maar het was waarschijnlijk wel verstandig). En uiteraard hebben ze me met opbeurende opmerkingen richting finish gepraat. Ik ben de laatste dagen uren eerder vertrokken dan mijn groep, omdat het groepstempo hoger lag dan ik prettig vond. In de loop van de dag haalde de groep mij dan in en ’s middags of ’s avonds hoefden ze dan minder lang op mijn aankomst te wachten.Desolaat
Er zijn hier geen shortcuts, je kunt de weg niet afsteken. In de Alpen, kun je halverwege een meerdaagse tocht je plan bijstellen en zeggen, ik ga niet verder rechtdoor maar sla af richting het dal, rechts of links, terug naar de bewoonde wereld. De Fjällräven Classic gaat over een deel van de Kungsleden (het Koningspad), je loopt langs het Kebnekaise massief en door het Abisko National Park. Sommigen lopen de tocht in drie dagen, maar de meesten in vijf. Onderweg ben je letterlijk en figuurlijk verder van de bewoonde wereld dan in de Alpen. Je hebt het niet zo in de gaten omdat je tijdens de Fjällräven Classic redelijk veel andere wandelaars tegenkomt, maar vier dagen lang bevind je je dermate diep in de wildernis dat je geen bereik op je mobiele telefoon hebt. Dat is niet zo erg, maar er is onderweg ook nergens een afslag richting ‘beschaving’. De enige weg is het pad richting finish. Je kunt nog wat smokkelen met bootjes op een paar meren, maar dat komt je op een diskwalificatie te staan, want de Fjällräven Classic is ook nog een wedstrijd met tijdregistratie. Met hangen en wurgen heb ik de tocht uiteindelijk volbracht en de ‘ride of shame‘ weten te voorkomen, dat wil zeggen dat ik me niet per helikopter hoefde laten afvoeren. Gelukkig niet, want dat is een zeer kostbaar ‘geintje’. Ik heb wel mijn medaille ‘verspeeld’ want op dag vier heb ik met enkele andere geblesseerden wat kilometers overgeslagen door een meer per boot over te steken. Nu weet ik hoe de passagiers van de jaarlijkse gipsvluchten zich voelen.Iemand van Fjällräven vond dat ik toch best mijn medaille mocht incasseren, maar dat voelde niet goed, bovendien was ik na de bootoversteek maar gestopt met stempelen bij de stempelposten en had ik niet alle dagen al m’n eigen spullen gedragen. Ik kom nog wel een keer terug om de medaille te verdienen. En ondanks de tegenslag is de ervaring me toch meer waard dan dat stukje ‘bewijsmateriaal’.